Voor het opstellen van de begroting 2020–2023 zijn voor het komende begrotingsjaar de volgende richtlijnen in acht genomen:
- Het prijspeil in de materiële sector is hetzelfde als in de begroting 2019, plus 1,4% inflatiecorrectie; dit laat onverlet dat we wél reëel willen ramen (afwijkingen worden toegelicht en gemotiveerd).
- In het algemeen geldt het prijspeil van 2019, plus 1,4% inflatiecorrectie voor subsidies, de gemeenschappelijke regelingen en dergelijke, tenzij deze rechtstreeks zijn gekoppeld aan (bepaalde) personeelskosten of onder budgetfinanciering vallen, exclusief de zogenaamde waarderingssubsidies.
- De salariskosten ramen we op het niveau van 2019, plus 2,3% correctie voor salarisniveau en premies, op basis van de toegestane formatieomvang en met inachtneming van de afgesloten cao voor gemeenteambtenaren.
- We hanteren een salariskostenstijging van +2,3% voor de gesubsidieerde instellingen.
- We gaan voor het berekenen van de hoogte van de subsidies aan grote gesubsidieerde instellingen uit van een gewogen gemiddelde van de inflatiecorrectie voor materiële budgetten en de correctie voor lonen, namelijk +2,075%.
- Uitgangspunt is dat de inflatiecorrectie en de correctie voor salarisniveau en premies worden opgevangen door een bijstelling van de algemene uitkering; daarbij houden we er rekening mee dat de precieze hoogte en totale omvang van het gemeentefonds op dit moment nog niet volledig zeker zijn.
- De uitwerking van de septembercirculaire 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verwerkt in deze programmabegroting 2020-2023.
- We houden rekening met door de raad vastgestelde perspectiefnota's.
- Vervangingsinvesteringen en nieuw beleid ramen we in de primitieve begroting 2020–2023.
- Investeringen met een maatschappelijk nut hebben een afschrijvingsreserve.
- De tarieven voor de gemeentelijke belastingen, retributies, rechten en gebruiksvergoedingen worden bij het aanbieden van de begroting definitief behandeld (uitgangspunt is kostendekkendheid en/of inflatiecorrectie).
- De OZB-tarieven stijgen met +2,4%.
- Conform het beleid voor incidentele baten en lasten wordt de incidentele (netto)opbrengst van de OZB verantwoord onder de reserve Beleidsplan.
- De grondprijzen voor woningbouw en bedrijventerreinen worden door het college vastgesteld in de grondprijzenbrief en ter informatie gestuurd aan de raad(scommissie).
Uitgangspunt voor grondprijzen is:
- aantrekkelijkheid van de kavels;
- verhouding/aandeel grondwaarde in totale waarde gerealiseerde woning;
- verwachtingen markt versus beschikbaarheid grond.
- We hanteren een rentepercentage van 0% voor nieuwe investeringen en voor de gebruikelijke reserves wordt een inflatiepercentage van +1,4% gehanteerd.
- We hanteren een rentepercentage van +0,98% voor de grondexploitaties.
- Investeringen met een maatschappelijk nut worden in de basis gefinancierd met gegenereerde en te genereren middelen uit vrije kasstromen.
- We ramen de gevolgen van areaalvergroting reëel alsmede de overige ontwikkelingen uit de meerjarenramingen.
- De overhead wordt extracomptabel toegerekend aan producten die tariefgerelateerd zijn over het totaal van de lasten per tariefgerelateerd product. Voor de grondexploitatie geldt een uitzondering en wordt de overhead intracomptabel verwerkt.
- Het overheadpercentage voor de programmabegroting 2020 is vastgesteld op +10,7%.
- Per 1 januari 2020 hanteren we een inwonertal van 47.000 voor uitgaaf- en inkomstenramingen (inclusief het AZC Luttelgeest voor ca. 500 inwoners).